W Twojej przeglądarce jest wyłączona obsługa JavaScript. Jeśli obsługa JavaScript zostanie uaktywniona, będziesz miał możliwość korzystania z Trenera słownictwa PONS i innych funkcji.

niderlandzko » niemiecki

Tłumaczenia dla hasła „geehrte“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

Pokaż podsumowanie wszystkich trafnych wyników

geef·ster: rzeczownik
geest: rzeczownik
ge·hal·te: rzeczownik
ver·te: rzeczownik
re·fer·te: rzeczownik
ges·te: rzeczownik
ge·bin·te: rzeczownik
ge·lof·te: rzeczownik

Widzisz podobne wyniki: geefster , gelofte , gebinte , geste , referte , verte , gehalte i geest

geef·ster RZ. r.ż.

geefster forma żeńska od gever

Zobacz też gever

ge·ver <gever|s> [ɣevər] RZ. r.m.

gever

Spender r.m.

een gulle gever

ein großzügiger Spender

geest <geest|en> [ɣest] RZ. r.m.

1. geest (zetel van verstand, bewustzijn, wil):

geest

Geist r.m.

de geest geven przen.

den [o. seinen] Geist aufgeben

in de geest was hij bij zijn familie

im Geiste war er bei seiner Familie

een scherpe geest

ein scharfer Verstand

voor de geest blijven

nicht aus dem Sinn gehen

iets voor de geest halen

sich C. etw vergegenwärtigen

voedsel voor [o. van ] de geest

geistige Nahrung r.ż.

de geest is gewillig, maar het vlees is zwak przysł.

der Geist ist willig, aber das Fleisch ist schwach

2. geest (aard, karakter):

geest

Geist r.m.

geest

Wesen r.n.

een onafhankelijke geest

ein eigenständiger Charakter

3. geest (bezielende kracht):

geest

Geist r.m.

er heerst een goede geest in het team

es herrscht ein guter Teamgeist

de Heilige Geest

der Heilige Geist

de geest krijgen ook przen.

vom Heiligen Geist erleuchtet werden

de geest van de tijd

der Zeitgeist

een boek vol geest en oorspronkelijkheid

ein sehr geistreiches und originelles Buch

4. geest (meningen, denkwijzen):

geest

Geist r.m.

geest

Sinn r.m.

in iems geest handelen

in jds Sinn(e) handeln

dit stuk is in de geest van Vondel geschreven

durch dieses Werk weht der Geist von Vondel

5. geest (wezen van hogere orde; verschijning):

geest

Geist r.m.

6. geest (geleerde):

geest

Geist r.m.

geest

Gelehrte(r) r.ż. (r.m.)

een grote geest

ein großer Geist

hoe groter geest, hoe groter beest przysł.

je gelehrter, je verkehrter przysł.

7. geest (hoge zandgrond):

geest

Geest r.ż. połnocnoniem.

zij zei iets in de geest van: …

sie sagte etw im Sinne von …

ge·hal·te <gehalte|n, gehalte|s> [ɣəhɑltə] RZ. r.n.

1. gehalte:

gehalte (innerlijke waarde: van zaken)

Gehalt r.m.

gehalte (innerlijke waarde: van personen)

Format r.n.

gehalte (innerlijke waarde: van personen)

Kaliber r.n. pot.

een onderzoek van laag/hoog gehalte

eine minderwertige/hochwertige Studie

iem van gehalte

jd von Format

2. gehalte (betrekkelijke hoeveelheid):

gehalte

Gehalt r.m.

het gehalte aan zuurstof in de lucht bepalen

den Sauerstoffgehalt der Luft bestimmen

ver·te <verte|n, verte|s> [vɛrtə] RZ. r.ż.

verte

Ferne r.ż.

verte (uitgestrektheid)

Weite r.ż.

in/uit de verte

in/aus der Ferne

het lijkt er in de verte op przen.

es hat damit eine entfernte Ähnlichkeit

ik denk er in de verste verte niet aan przen.

ich denke nicht im Entferntesten daran

re·fer·te <referte|s> [rəfɛrtə] RZ. r.ż.

referte (verwijzing)

Bezug r.m.

referte (verwijzing)

Bezugnahme r.ż.

referte (in brieven)

Zeichen r.n.

onder/met referte aan uw schrijven form.

unter/mit Bezug auf Ihr Schreiben

Uw referte

Ihr Zeichen

ges·te <geste|s> [ʒɛstə] RZ. r.ż.

1. geste (lichaam):

geste

Geste r.ż.

geste

Gebärde r.ż.

2. geste przen.:

geste

Geste r.ż.

ge·bin·te RZ. r.n.

gebinte → gebint

Zobacz też gebint

ge·bint <ge|binten> [ɣəbɪnt] RZ. r.n.

1. gebint (bint, dakspant):

gebint

Gebinde r.n.

2. gebint (balkwerk):

gebint

Gebälk r.n.

gebint

Balkenwerk r.n.

ge·lof·te <gelofte|n, gelofte|s> [ɣəlɔftə] RZ. r.ż.

1. gelofte (plechtige belofte):

gelofte

Gelöbnis r.n.

gelofte

Gelübde r.n.

een gelofte doen

ein Gelübde [o. Gelöbnis] ablegen

2. gelofte rel.:

gelofte

Gelübde r.n.

Przeszukaj słownik

niderlandzki

Tłumaczenia dla hasła „geehrte“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

geef·ster RZ. r.ż.

geefster forma żeńska od gever

Zobacz też gever

ge·ver <gever|s> [ɣevər] RZ. r.m.

geest <geest|en> [ɣest] RZ. r.m.

1. geest (zetel van verstand, bewustzijn, wil):

2. geest (aard, karakter):

3. geest (bezielende kracht):

4. geest (meningen, denkwijzen):

5. geest (wezen van hogere orde; verschijning):

6. geest (geleerde):

7. geest (hoge zandgrond):

ge·hal·te <gehalte|n, gehalte|s> [ɣəhɑltə] RZ. r.n.

1. gehalte:

2. gehalte (betrekkelijke hoeveelheid):

ver·te <verte|n, verte|s> [vɛrtə] RZ. r.ż.

re·fer·te <referte|s> [rəfɛrtə] RZ. r.ż.

ges·te <geste|s> [ʒɛstə] RZ. r.ż.

1. geste (lichaam):

2. geste przen.:

ge·bin·te RZ. r.n.

gebinte → gebint

Zobacz też gebint

ge·bint <ge|binten> [ɣəbɪnt] RZ. r.n.

1. gebint (bint, dakspant):

2. gebint (balkwerk):

ge·lof·te <gelofte|n, gelofte|s> [ɣəlɔftə] RZ. r.ż.

1. gelofte (plechtige belofte):

2. gelofte rel.:

Przeszukaj słownik

Linki do dodatkowych informacji z zewnątrz

Komentarze i uwagi

Trener słownictwa

Synonyms

Moja historia wyszukiwania