niderlandzko » niemiecki

drup·pe·len1 <druppelde, h. gedruppeld> [drʏpələ(n)] CZ. cz. przech. (in druppels laten neervallen)

druppelen
druppelen
iets in het oog druppelen

drup·pe·len2 <druppelde, h./i. gedruppeld> [drʏpələ(n)] CZ. cz. nieprzech.

2. druppelen (druppels laten vallen):

druppelen

drup·pe·len3 <druppelde, h. gedruppeld> [drʏpələ(n)] CZ. cz. bezosob. ww (zachtjes regenen)

druppelen

Przykładowe zdania ze słowem druppelen

iets in het oog druppelen

Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski