niderlandzko » niemiecki

Tłumaczenia dla hasła „branden“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)
Pokaż podsumowanie wszystkich trafnych wyników
bran·den
czasownik
bran·den
czasownik

bran·den1 <brandde, h. gebrand> [brɑndə(n)] CZ. cz. nieprzech.

bran·den2 <brandde, h. gebrand> [brɑndə(n)] CZ. cz. przech.

1. branden (door vuur doen verteren):

branden
abbrennen
zoden branden
Gras abbrennen

2. branden (doen smeulen):

branden
abbrennen
wierook branden
Weihrauch abbrennen

4. branden (vastleggen):

branden
einprägen

5. branden (door vuur bezeren):

branden
sich verbrennen
zich aan de kachel branden
sich am Ofen verbrennen
zijn vingers branden przen.
sich C. die Finger verbrennen

Przykładowe zdania ze słowem branden

wierook branden
Weihrauch abbrennen
zoden branden
Gras abbrennen
branden van verlangen przen.
vor Sehnsucht C. brennen
zijn vingers branden przen.
sich C. die Finger verbrennen
niet vooruit te branden zijn
apathisch sein
zijn handen branden (aan iets) przen.
sich C. die Finger verbrennen (an einer Sache) pot.
zich aan de kachel branden
sich am Ofen verbrennen
de lampen branden op de accu
die Lampen werden von der Batterie gespeist
hij is niet weg te branden przen. żart.
er rührt sich nicht vom Fleck
een merk op een vat branden
ein Zeichen in ein Fass brennen
kijken of men water ziet branden pot.
dumm aus der Wäsche gucken pot.
bang zijn zich aan (koud) water te branden
≈ ein Angsthase sein pot.

Przeszukaj słownik

niderlandzki

Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Przeszukaj słowniki
Najbardziej popularne