niderlandzko » niemiecki

be·slo·ten1 [bəslotə(n)] PRZYM.

1. besloten (gesloten):

besloten
in besloten kring
een besloten vergadering

2. besloten ((vast) van plan) orzecz.:

besloten

be·slo·ten2 CZ.

besloten 3. os. l.mn. cz. prz. van besluiten¹, besluiten²

Zobacz też besluiten , besluiten

be·slui·ten2 <besloot, h. besloten> [bəslœytə(n)] CZ. cz. przech.

2. besluiten (een besluit nemen):

3. besluiten (afleiden):

be·slui·ten1 <besloot, h. besloten> [bəslœytə(n)] CZ. cz. nieprzech. (kiezen voor)


Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski